Geschiedenis Meinerswijk en de Praets

Er gaat tegenwoordig bijna geen dag voorbij of er wordt in de krant melding gemaakt van Meinerswijk. Vaak in relatie met de werkzaamheden van Rijkswaterstaat , maar ook in verband met de pogingen van projectontwikkelaar Phanos nog iets van bebouwing in dit gebied te realiseren. Voor dit gebied met zoveel historie is achtergrondkennis onontbeerlijk, voordat er ook maar een schop de grond ingaat. De Historische Kring Elden wil met dit artikel daaraan graag een steentje bijdragen.

De koning koopt Meinerswijk
De Praets is wellicht historisch gezien de meest interessante plek van Arnhem. Tot 1966 was dit buurtje samen met Meinerswijk een deelgebied van het dorp Elden. Door de unieke ligging is de relatie van de Praets met de stad belangrijker geweest dan met het dorp Elden. Op deze plek lag zo’n 300 jaar lang de Arnhemse schipbrug, de verbinding van de stad met de Betuwe.

Meinerswijk en de Praets worden al in 814 en 834 genoemd. Meinerswijk heette oorspronkelijk Meginhardeswich en is een afleiding van villa of Vicus Miginhardi. De Prast, zoals de Praets eerder genoemd werd, zou weleens van Romeinse oorsprong kunnen zijn en afgeleid van Praesidium of iets van dergelijke betekenis. Meinerswijk wordt gerekend tot de oudste plaatsen waarvan de Vaderlandse geschiedenis melding maakt. Het oorspronkelijke Meinerswijk werd door de Noormannen in 847 verwoest en niet meer opgebouwd. Een heerlijkheid met een kasteel en wat boerderijen, was alles wat er van overbleef. Het kasteel wordt vaak aangeduid met Huis Meinerswijk.

De heerlijkheid heeft veel beroemde eigenaren gehad. Een van de laatste eigenaren was Graaf G.L.C.H. van Ranzow (1794-1866). Hij kocht in 1826 de heerlijkheid van de gemeente Arnhem. Daarna mocht hij zich Graaf van Ranzow van Meinerswijk noemen. Hij verkocht in 1845 de heerlijkheid voor bijna 160.000 gulden aan koning Willem II. Van Ranzow had goede banden met het Hof. Hij was bevriend met prins Alexander, de tweede zoon van Willem II en Anna Paulowna. Alexander is met Van Ranzow meerdere malen in Meinerswijk geweest. Graaf van Ranzow en prins Alexander hadden beiden hoge posities in het leger. Een krantenartikel uit 1840 geeft een aardig inkijkje in hun relatie.

Uit Arnhem wordt 23 junij gemeld:

Eergisteren had men het genoegen binnen deze muren te zien Z.K.H. prins Alexander der Nederlanden, komende van het Loo, alwaar Z.K.H. sedert enige tijd de valkenjagt heeft bijgewoond. Na bij den Graaf van Ranzow te zijn afgestapt en aldaar te hebben gedineerd, heeft Z.K.H. met gemelden heer een togje gemaakt naar Meinerswijk en is vervolgens naar het Loo teruggekeerd . Men verneemt, dat de Graaf van Ranzow enige dagen de valkenjagt heeft bijgewoond.

Het is niet duidelijk wat de plannen van de koning voor de heerlijkheid Meinerswijk waren. De Koninklijke familie hield in ieder geval van deze omgeving. Niet alleen blijkt dit uit de tochtjes van prins Alexander naar dit gebied. Koningin Anna Paulowna verbleef graag in een dependance van hotel Bellevue aan de Utrechtseweg, waar zij een schitterend uitzicht had op Meinerswijk. Van een concreet bouwplan voor het oude Huis Meinerswijk in opdracht van de koning is het in ieder geval niet gekomen. De gronden en gebouwen werden na de koop aan derden verpacht. Het kasteel werd verhuurd aan de heer S. Murkens die er een theetuin hield, waar volgens schrijver Antoon Markus, Arnhemse families gaarne vertoefden. Je kon er genieten van een prachtig panorama op de stad en de aangrenzende heuvels. Daar is gelukkig na al die tijd niet veel aan veranderd. Waarschijnlijk heeft de koning zelf van zijn aankoop niet veel gebruik gemaakt.

Koning Willem II stierf plotseling in 1849. Hij liet veel bezittingen na, maar ook veel schulden. De grootste schuldeiser was zijn zwager Nicolaas I, de Tsaar van Rusland. Een speciale commissie heeft nog jaren na de dood van de koning veel werk gehad om alle schulden en bezittingen in kaart te brengen. De erfgenamen moesten op de verkoop van Meinerswijk genoegen nemen met een verlies van 40.000 gulden. Phanos is dus niet de enige geweest die verlies heeft geleden op grondspeculatie in Meinerswijk. De koning heeft zeker één keer de heerlijkheid Meinerswijk bezocht en wel in mei 1845, de dag waarop de spoorlijn Amsterdam-Arnhem officieel in gebruik werd genomen. De Arnhemsche Courant meldt dat “de Koning, benevens de prinsen van Oranje, Alexander en Hendrik en Prins Frederik voordat zij naar de residentie terugstoomden eerst een uitstapje naar Hoogstdeszelfs nieuwe heerlijkheid Meinerswijk hebben gemaakt”. Het Huis Meinerswijk werd in 1853 afgebroken. Het huis waartegen een toren met een leien spits stond, had toen nog enige bijgebouwen, maar was niet meer bewoonbaar. Bij de sloop deed zich een tragisch ongeval voor. Een werkman kwam onder een vallende muur terecht. Hij liep zware verminkingen op, maar heeft dit ongeluk wel overleefd.

De jachtpalen van de heerlijkheid
Oude jachtpalen zijn er in het buitengebied van Arnhem nog veel te vinden. De jachtpalen markeerden de grens van een gebied waar een exclusief jachtrecht op bestond. Met de koop van de heerlijkheid Mejnerswijk door Willem II in 1845 ging het jachtrecht naar de koning. In Meinerswijk zijn veel historische elementen verdwenen, zo ook de jachtpalen die er ooit hebben gestaan.

Ging je vroeger via de schipbrug de stad uit, dan zag je aan de oostkant van het bruggenhoofd in Meinerswijk een hardstenen jachtpaal staan met de tekst “Jachtpaal Heerlijkheid Meijnerswijk”. De heer Kusters, die al heel lang op de Praets woont, heeft mij hierop geattendeerd. Hij vertelde me, dat deze jachtpaal al lang geleden naar het Openluchtmuseum is gebracht. Het verhaal van de heer Kusters klopt gedeeltelijk. Er staat inderdaad een jachtpaal uit Meinerswijk in het Openluchtmuseum. Ik heb wat foto’s van de jachtpaal gemaakt. Ook heb ik meer gedetailleerde informatie hierover aangevraagd. Na een paar dagen stuurde de heer Lunenborg van het Openluchtmuseum mij aanvullende informatie over de jachtpaal.

Er waren indertijd twee jachtpalen van de heerlijkheid Meinerswijk, namelijk één aan de schipbrug bij de Praets en één aan de Rijnbandijk (de Drielsedijk) tussen Elden en Driel.

Vanaf 1937 was er sprake van, dat beide jachtpalen van hun plaats zouden worden verwijderd in verband met geplande werkzaamheden aan de dijk en aan de kades. De directeur van Gemeentewerken in Arnhem berichtte de heer Van Erven Dorens, toenmalig directeur van het Openluchtmuseum, in april 1939 dat het in de bedoeling lag één paal voor de tuin van het Gemeentemuseum en één paal voor het Openluchtmuseum te bestemmen. Op 25 juli 1939 werd de paal die aan de Rijnbandijk stond nabij de afrit van Boerderij Elderhof, overgebracht naar het Openluchtmuseum. De paal werd door de Dijkstoel van het Polderdistrict Over-Betuwe in bruikleen aan het museum afgestaan. De bruikleengeving was voor onbepaalde tijd met een opzegtermijn van zes maanden. Zoals de foto’s laten zien verkeert de paal in het museum in een prima staat. Uit correspondentie die het museum bewaard heeft, blijkt dat B&W van Arnhem in december 1939 besloten heeft de andere paal bij het bruggenhoofd van de voormalige schipbrug te laten staan.

De vraag blijft: waar is deze jachtpaal dan gebleven?

Op diverse oude foto’s is de jachtpaal bij de schipbrug zichtbaar. Ook op een foto die gemaakt is na het opheffen van de schipbrug, is de jachtpaal nog te zien. Merkwaardig is de rol van de gemeente Arnhem over de bestemming van de jachtpalen. De palen markeerden het jachtgebied in Meinerswijk en stonden dus in 1939 op gemeentegrond van Elst. De gemeente Arnhem had hier geen bevoegdheid over. Het is niet uitgesloten dat de jachtpaal die bij de schipbrug stond, in de oorlog alsnog een andere plaats heeft gekregen. De schipbrug die er in de oorlog heeft gelegen was een stuk breder dan de oorspronkelijke schipbrug. Op een foto gemaakt in de oorlog, die ik van Paul van Haaften heb gekregen, is de jachtpaal bij de schipbrug niet meer te zien.

Voor de historische beleving zou het goed zijn als er twee replica’s op hun oorspronkelijke plek terugkomen. De plek van de jachtpaal die aan de Drielsedijk stond, is exact beschreven in de documentatie van het Openluchtmuseum.

Het origineel is in goede handen en mooi dat er ook nog een Eldens monument in dit prachtige museum staat.

De Praets en de schipbrug
De plek op de Praets, waar de uit 1603 daterende schipbrug lag, maakt tegenwoordig een wat rommelige indruk. Er is op het eerste gezicht weinig wat aan vroegere tijden doet denken. In juni 2013 heeft de laatst overgebleven ponton een definitieve plek op de Praets gekregen. Met de inzet van Schildersbedrijf Albert Verhoeven en Helldörfer Lasbedrijf en Scheepsbouw is de ponton opgeknapt. Vrijdag 21 juni 2013 was er een officieel moment waarop de ponton zijn nieuwe plek kreeg. De Historische Kring Elden en de Vrienden van Meinerswijk hebben er op aangedrongen deze ponton een plek te geven op de Praets. Met de hernieuwde belangstelling voor de historie van Meinerswijk is ook de belangstelling voor de Arnhemse schipbrug toegenomen. Bij de herplaatsing was de heer A.D. Post aanwezig. Zijn grootvader Arnoldus Post is brugknecht geweest. De heer Post mocht samen met wethouder Kok het bord bij de ponton onthullen.

De familie Post heeft de aanstellingsbrief uit 1893, ondertekend door de directeur van Gemeentewerken de heer Tellegen, nog in hun bezit. Een kopie van deze brief en een paar mooie foto’s van de schipbrug heb ik van de heer Post gekregen voor het archief van de Historische Kring.

Het bruggenhoofd van de schipbrug bij de Praets
Wat slechts bij een paar bewoners van de Praets bekend was, is dat er zich nog een restant van het zuidelijk bruggenhoofd van de schipbrug bij de Praets bevindt. Samen met Kees Kant heb ik vorig jaar Martijn Defilet, de stadsarcheoloog van Arnhem, hierop geattendeerd. Het bruggenhoofd is aan de bovenkant gedeeltelijk gesloopt.

Antoon Markus schrijft over het bruggenhoofd het volgende:
“De steenen brughoofden zijn in het jaar 1737 gebouwd onder leiding van den stadsbouwmeester Leendert Viervant, toen A. Wolfsen en R.W. Brantsen burgemeesters waren, zoals blijkt uit den in het bruggehoofd aan de stadszijde ingemetselden gedenksteen, waarop de wapens van genoemde personen voorkomen.”

Markus beschrijft hier dus de situatie rond 1850.

De bouw van de bruggenhoofden maakten destijds deel uit van een grote klus. Stadstimmerman Leendert Viervant (1689-1762) kreeg rond 1735 de opdracht van het stadsbestuur voor uitbreiding van de Oude Haven nabij de Oude Kraan, evenals de bouw van een kademuur en de bouw van de stenen bruggenhoofden voor de schipbrug. Het bruggenhoofd aan de stadszijde maakte deel uit van de kadeconstructie. Deze kade vanaf de haven tot de schipbrug was de eerste kade die in Arnhem is gebouwd. In het Gelders Archief zijn nog prachtige ingekleurde bestektekeningen uit die tijd te vinden, ondertekend door Leendert Viervant.

De Oude Haven had verschillende functies. Het was een vluchthaven voor de schipbrug en voor de scheepvaart bij ijsgang op de rivier. De haven werd ook gebruikt voor laden en lossen en herstellen van schepen en het was ook de vaste aanlegplaats voor bootdiensten en vaartuigen van Gemeente en Rijk.

Het beroep stadstimmerman is te vergelijken met stadsbouwmeester of stadsarchitect. Leendert Viervant stond aan het hoofd van een beroemd geslacht, dat voor Arnhem veel heeft betekend. De zoon van Leendert, Hendrik Viervant (1718-1775), is in de voetsporen van zijn vader getreden.

Ook hij was stadstimmerman en is onder andere de architect van de Waag op de Markt en kasteel Zijpendaal. Een andere zoon, Anthonie Viervant (1720-1775), is de architect van het huis op de Hartgersberg, wat we nu als de Witte Villa van Sonsbeek kennen.

Of het bestaande bruggenhoofd aan de Praets nog dezelfde is die door Markus wordt beschreven, is niet duidelijk. Een onderzoek is nodig om de ouderdom van het bouwwerk vast te stellen.

Na de bevrijding van Arnhem in 1945 hebben de Canadezen bij de Praets twee noodbruggen gelegd voor de bevoorrading van de troepen. De route werd in de stad aangegeven als de Maple up- en Maple down-route. De brug die op de plaats van de oude schipbrug lag werd gebruikt voor het verkeer wat de stad uitreed, de Maple Down-route dus. Waarschijnlijk is bij het bouwen van deze tijdelijke brug het bovenste deel van het bruggenhoofd gesloopt om de oprit naar de Praets minder hoog te maken. Deze plek is later gebruikt als veerstoep voor de voet- en fietspont ‘de Heen en Weer’ van de familie Scheers.

De gedenksteen bij de Schipbrug
De gedenksteen waar Markus over schrijft, bevond zich tot 1944 in een monument gemetseld aan de zuidmuur van de Brugwacht.

Het monument bestond uit de gedenksteen met daarom heen een sierlijke omlijsting in hardsteen. Wanneer dit monument gebouwd is heb ik niet kunnen vinden. Het monument was in ieder geval ouder dan het gebouw de Brugwacht. Op een wat oude foto is het monument ook al te zien voor een gebouwtje wat daar eerder heeft gestaan. Dit gebouwtje was een van de twee commiezenhuisjes bij de brug die werden gebruikt voor inning van stedelijke accijnzen.

Markus spreekt in zijn boek over “een ingemetselde gedenksteen in het bruggehoofd”. Waarschijnlijk heeft de gedenksteen later de plek gekregen in een monument wat voor de passanten van de brug beter zichtbaar was.

Rond 1938 bestonden er al plannen voor de sloop van de Brugwacht. Dit gebouw werd gebruikt als onderkomen voor het personeel van de schipbrug. Het monument wilde men echter behouden. De Brugwacht had zijn functie in 1935 verloren en sloop was nodig om de oude kade ter plaatse te vernieuwen. Voor het monument met de oude gedenksteen is eerst in 1939 en later nog eens in 1943 een nieuw ontwerp gemaakt. Het monument zou solitair aan de kade komen te staan.

De ontwerptekeningen bevinden zich in het oude archief van Gemeentewerken. Door het uitbreken van de oorlog is van de eerst geplande sloop van de Brugwacht niets terecht gekomen. In de oorlogsjaren is er weer een schipbrug in gebruik genomen als alternatief voor de Rijnbrug die in mei 1940 door de Nederlandse Genie was opgeblazen. In 1944 is de Rijnbrug weer in gebruik genomen en kon de overbodig geworden Brugwacht alsnog gesloopt worden. Door de Slag om Arnhem is ook van deze geplande sloop niets terecht gekomen. De Brugwacht is ten gevolge van de hevige gevechten in de stad nagenoeg met de grond gelijk gemaakt.

Van het monument met de gedenksteen in de Brugwacht zijn alleen foto’s te vinden die op afstand gemaakt zijn. De tekeningen met een nieuw ontwerp voor het monument uit 1939 en 1943 geven een beter inzicht in de details en heb ik dus goed bekeken.

Ik was dan ook erg verrast toen ik vorig jaar de gedenksteen licht beschadigd aantrof tussen oude bouwmaterialen in de tuin van het Museum voor Moderne Kunst Arnhem, het voormalige Gemeentemuseum. In de tuin liggen meer oude bouwmaterialen, waarvan de herkomst niet goed is gedocumenteerd.

Bij het ruimen van het puin na de oorlog is dit prachtig kunstwerk dus gelukkig gespaard gebleven.

Uit nader onderzoek blijkt de gedenksteen in 1737 te zijn gemaakt door Leendert Viervant zelf. Viervant was naast stadstimmerman ook steenhouwer. In het ontwerp voor het vernieuwde monument was ruimte gereserveerd voor twee tegels op de achterkant. Een met een afbeelding van de schipbrug met het jaartal 1603 en de ander met het wapen en de naam van Leendert Viervant met de tekst “me fecit” (ik heb het gemaakt).

Viervant heeft de gedenksteen waarschijnlijk gemaakt als blijk van dank voor het vertrouwen wat hij kreeg van zijn opdrachtgevers, de toenmalige burgemeesters Wolfsen en Brantsen. Het idee voor een nieuw monument in 1938 met daarin verwerkt de gedenksteen uit 1737, was juist bedoeld als een eerbetoon aan Leendert Viervant zelf.

Ik hoop dat de gedenksteen na deze herontdekking alsnog een prominente plek ergens aan de kade krijgt. Voor een ontwerp voor een monument met de gedenksteen zijn de tekeningen uit 1939 en 1943 alsnog te gebruiken!

Zo’n monument is voor de bezoekers van de binnenstad niet alleen een prachtige verwijzing naar de oude schipbrug van Arnhem en de beroemde stadstimmerman Leendert Viervant, maar ook naar de Slag om Arnhem.

Bronnen

  • Arnhem omstreeks het midden van de vorige eeuw,1907, A. Markus
  • Voor de troon wordt men niet ongestraft geboren, Dorine Hermans
    en Daniela Hooghiemstra
  • De Betuwe, dr. R.F.P. de Beaufort en drs. Herma M. van den Berg
  • Arnh. Crt ,10 juli 1901
  • Aanlegplaatsen der Gemeente Arnhem, Ir. J.A.G. James
  • Gelders Archief
  • Ach Lieve Tijd, 750 jaar Arnhem en Arnhemmers
  • Koninklijke Bibliotheek
  • Tekenarchief Stadsbeheer Arnhem
  • Bibliotheek Openluchtmuseum
  • Geschiedenis van de thesaurie, Bernard Woelderink

NB: Alle afbeeldingen komen uit het archief van de Historische Kring Elden, tenzij anders vermeld. Niets uit dit artikel mag worden verspreid zonder uitdrukkelijke schriftelijke toestemming van de Historische Kring Elden.